• school·gang
enkelvoud meervoud
naamwoord schoolgang schoolgangen
verkleinwoord

de schoolgangm [1]

  1. (onderwijs) (bouwkunde) gang in een schoolgebouw
  2. (onderwijs) het bezoeken van een onderwijsinstelling
     Per gemeente zijn er verschillen. In Maassluis, Leiden en Gorinchem is voor Marokkaans-Nederlandse jongeren geen sprake van voortijdig schoolverlaten. In Zeist, Ede en Den Bosch is het aandeel voortijdige schoolverlaters twee keer zo groot onder de totale groep jongeren. Volgens de onderzoekers zit er wel verbetering in de schoolgang van Marokkaanse Nederlanders.[2]
     Drie inspecties (voor onderwijs, gezondheidszorg, justitie en veiligheid) deden onderzoek. Daaruit blijkt dat beide instellingen onvoldoende hebben gedaan om de risico's rond de dagelijkse schoolgang van de jongeren te beperken.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Plan van aanpak Marokkanengemeenten” (Zaterdag 25 september 2010, 10:35), NOS
  3.   Weblink bron “Probleemjongere verdronk doordat jeugdzorg te weinig toezicht hield” (Donderdag 17 mei 2018, 08:58), NOS