scholingsmogelijkheid
- scho·lings·mo·ge·lijk·heid
- samenstelling van scholing zn en mogelijkheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scholingsmogelijkheid | scholingsmogelijkheden |
verkleinwoord |
de scholingsmogelijkheid v
- (onderwijs) faciliteiten die er voor zorgen dat het voor iemand makkelijker is om iets te gaan leren
- In de Tweede Kamer is wel animo voor het plan van Eppo Bruins van de ChristenUnie om iedere Nederlander een persoonlijke ‘scholingsbeurs’ te geven en daarmee recht op evenveel jaren door de overheid meebetaald onderwijs.....Ik praat hier ook met VNO-NCW over omdat ik denk dat dit plan werkgevers uiteindelijk meer oplevert dan dat het kost: door ruimere scholingsmogelijkheden blijven werknemers bij de tijd en vitaal.” [1]
- Nu wij – sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid – een scholingsplicht hebben, hebben wij de scholingsmogelijkheden binnen ons bedrijf uitgebreid. Een van de medewerkers weigert echter iedere vorm van scholing. Vormt dat een risico voor mij als werkgever? [2]
- „De premier wijst overigens indirect, en terecht, op het belang van ’locatie’. Voor veel bedrijven zijn locatie-factoren van doorslaggevende betekenis bij een vestigingskeuze. Locatie factorenbeslaan echter een breed scala: goede infrastructuur, goed opgeleide en beschikbare beroepsbevolking, goede scholingsmogelijkheden, goed juridisch systeem, beschikbare grond, en ja ook belastingen.” [3]
- Het woord scholingsmogelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ De Telegraaf 22 jun. 2016 Draagvlak voor eigen ’scholingsbeurs’
- ↑ De Telegraaf 08 sep. 2016 Mijn vraag: scholingsplicht
- ↑ De Telegraaf MARTIN VISSER 08 nov. 2017 Welke harde noten kraken tien professoren over dividendbelasting?