Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scho·lings·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scholingsbudget scholingsbudgetten
scholingsbudgets
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het scholingsbudgeto

  1. geld dat in de begroting van een organisatie is bestemd voor opleiding en training
    Het kan gaan om de scholing van personeel of mensen uit de doelgroep van de organisatie; de term kan worden gebruikt voor het totaalbedrag, maar ook voor de bedragen die voor een bepaald onderdeel of voor een individueel persoon beschikbaar zijn.
     Het extra scholingsbudget is een aanvulling op het scholingsaanbod binnen de reguliere programma’s, zoals School Op Maat, Taalhuizen, Bijstand op Maat en Programma’s Laaggeletterdheid.[1]
     Verder krijgt iedere werknemer de komende drie jaar een scholingsbudget van 250 euro per jaar.[2]
     De vakbond zet in op een extra scholingsbudget van 1 procent van de loonsom. Dat moet gebruikt worden voor coachingstrajecten voor ouderen en jongeren en "voortdurende bijscholing".[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Groningen steekt extra geld in scholing van laagopgeleide werkzoekenden” (5 april 2019) op nu.nl  
  2.   Weblink bron “Akkoord over loonsverhoging spoorwegpersoneel NS” (3 november 2017) op nu.nl  
  3.   Weblink bron
    Edo van der Goot
    “Werknemers Tata Steel stemmen in met staking” (11 maart 2014) op nu.nl