• schel·len·boom
enkelvoud meervoud
naamwoord schellenboom schellenbomen
verkleinwoord schellenboompje schellenboompjes

de schellenboomm

  1. (muziek) instrument dat bestaat uit verticale steel met dwarshouten en versieringen waaraan belletjes hangen; gebruikt door muziekkorpsen
     Onder veel publieke bijval was toen geëindigd met Haydns 'Militaire' symfonie, precies 200 jaar oud. Daarbij trad het laaste deel een viermans slagwerkorkestje op dat luidruchtig voor het podium langsmarcheerde, onder aanvoering van een vaandelachtige ‘schellenboom’ met rinkelende belletjes.[2]
     De Janitsaren vormden destijds de keurtroepen van het Turkse leger. Tijdens plechtigheden en krijgsverrichtingen werden ze begeleid of aangevuurd door een ‘luidruchtig’ muziekkorps. In de 17de eeuw bestond dat uit o.a. trompetten, fluiten, schalmeien en een arsenaal aan slagwerk, zoals pauken, bekkens, triangels, allerhande trommen en zgn. schellenbomen (stokken met belletjes).[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Kasper Jansen
    “Bruggen dirigeert een weldadige Haydn en Mozart” (18 juli 1994) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Hugo Heughebaert
    ‘Octophorus’ vertolkt Jantisarenmuziek in: Ons Erfdeel., jrg. 32 nr. 3 (mei/juni 1989), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer, p. 455