Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheef·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheefte scheeftes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scheeftev

  1. de mate waarin iets scheef is (dus niet vlak of loodrecht)
     Tijdens de nieuwe metingen stellen de inspecteurs ook de mogelijke schade vast als gevolg van de scheefstand of de verzakking. Steeksproefsgewijs zullen ze panden van binnen inspecteren om bijvoorbeeld de scheefte van de vloeren te bepalen.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Centrum neemt scheve panden onder de loep” (1 oktober 2007), Het Parool
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be