scheefhuurder
- scheef·huur·der
- samenstelling van scheef zn en huurder zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheefhuurder | scheefhuurders |
verkleinwoord |
de scheefhuurder m
- (economie) iemand die in een te goedkope sociale huurwoning woont bij een inkomen dat boven een bepaalde grens ligt
- ▸ NRC Next checkte vorig jaar al de bewering dat in 1 op de 6 huurwoningen een scheefhuurder zit en concludeerde dat deze bewering klopt.[1]
- iemand die in een relatief te dure woning woont in vergelijking met zijn of haar inkomen
- ▸ Volgens de Woonbond, de belangenvereniging voor huurders, kunnen ongeveer 300.000 huurders een bevriezing of verlaging van de huur aanvragen. Het gaat om mensen in een sociale huurwoning met een laag inkomen en een hoge huur, de zogeheten dure scheefhuurder.[2]
- Het woord scheefhuurder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “In 1 op de 6 huurwoningen zit een scheefhuurder” (Woensdag 13 februari 2013, 19:01), NOS
- ↑ Weblink bron “Woonbond: 300.000 huurders te duur uit” (Maandag 25 maart 2019, 10:31), NOS