schadepost
- Geluid: schadepost (hulp, bestand)
- scha·de·post
- samenstelling van schade en post [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schadepost | schadeposten |
verkleinwoord | schadepostje | schadepostjes |
de schadepost m
- post waarop men verlies lijdt
- onvoorziene onkosten
- Softwarefouten schadepost van 1,6 miljard. [2]
- Het woord schadepost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schadepost" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.nu.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be