• schaam·te·loos·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord schaamteloosheid schaamteloosheden
verkleinwoord

de schaamteloosheidv

  1. het schaamteloos zijn
    • De schaamteloosheid van de toneelspeler was de oorzaak van zijn ondergang. 
  1. schadelijkheid, losbandigheid, loszinningheid