samenstromen
- sa·men·stro·men
- samenstelling van samen bw en stromen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenstromen |
stroomde samen |
samengestroomd |
zwak -d | volledig |
samenstromen
- ergatief in groten getale bijeenkomen
- Een grote massa mensen was op het plein samengestroomd.
- Het woord samenstromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.