1. Deze biefstuk is saignant gebakken.
  • saig·nant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen saignant saignanter saignantst
verbogen saignante saignantere saignantste
partitief saignants saignanters -

saignant

  1. (kookkunst) (van vlees, in het bijzonder biefstuk) licht gebakken, zodat het van binnen nog bloedrood is
     Ook de steak is precies goed gegrild, saignant.[2]
     Als een bovenbil niet verkocht dreigde te geraken, bakten we ’s middags én ’s avonds biefstuk in de pan. Altijd saignant, want de ware kracht zit in het bloed - wij noemen vleesnat niet voor niets ‘de jeugd’[3]
  • frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [4]
        3
  • frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [4]
        1
  1. saignant op website: Etymologiebank.nl
  2.   [Grillen kunnen ze. Maar niet één vegetarisch gerecht Weblink bron]
    Petra Possel
    “ (15 januari 2016) op nrc.nl  
  3. Sprakeloos in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, saignant
  4. 4,0 4,1
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, saignant


saignant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van saigner