• sa·git·taal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sagittaal sagittaler sagittaalst
verbogen sagittale sagittalere sagittaalste
partitief sagittaals sagittalers -

sagittaal

  1. (medisch) met betrekking tot de pijlnaad, die van voor naar achter over de schedel loopt
    • Het sagittale vlak loopt van voor naar achter, en verdeelt het lichaam in een linker en rechter helft 
31 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]