sadiste
- sa·dis·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sadiste | sadistes |
verkleinwoord | sadistetje | sadistetjes |
de sadiste v
- (seksualiteit) vrouw die bevrediging zoekt in het pijnigen van een ander
- ▸ Waar niets is wat het lijkt: strenge meesteres Cynthia blijkt een onwillige sadiste die haar rol louter uit liefde speelt.[2]
- (figuurlijk) vrouw die kennelijk plezier beleeft aan het leed of de moeite die zij anderen bezorgt
- ▸ Een van de nonnen kreeg een keer het idee om grote ezelsoren van papier te maken en ik moest bijna vier jaar met die oren rondlopen.
— Een sadistisch bedenksel.
Het waren sadistes.[3]
- ▸ Een van de nonnen kreeg een keer het idee om grote ezelsoren van papier te maken en ik moest bijna vier jaar met die oren rondlopen.
- vrouwelijke vorm van sadist
- Het woord 'sadiste' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sadiste" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Coen van Zwol“Unieke vrijheid van sadomasochistische edelporno” (15 juli 2015) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Marek Hlasko (vert. Karol Lesman & Gerard Rasch)“De Israëlische trilogie : De tweede hondenmoord”, e-book (2015), Athenaeum—Polak & Van Gennep, Amsterdam, ISBN 9789025306847
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be