• sa·dis·te
enkelvoud meervoud
naamwoord sadiste sadistes
verkleinwoord sadistetje sadistetjes

de sadistev

  1. (seksualiteit) vrouw die bevrediging zoekt in het pijnigen van een ander
     Waar niets is wat het lijkt: strenge meesteres Cynthia blijkt een onwillige sadiste die haar rol louter uit liefde speelt.[2]
  2. (figuurlijk) vrouw die kennelijk plezier beleeft aan het leed of de moeite die zij anderen bezorgt
     Een van de nonnen kreeg een keer het idee om grote ezelsoren van papier te maken en ik moest bijna vier jaar met die oren rondlopen.
    — Een sadistisch bedenksel.
    Het waren sadistes.
    [3]
90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Coen van Zwol
    “Unieke vrijheid van sadomasochistische edelporno” (15 juli 2015) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Marek Hlasko (vert. Karol Lesman & Gerard Rasch)
    “De Israëlische trilogie : De tweede hondenmoord”, e-book (2015), Athenaeum—Polak & Van Gennep, Amsterdam, ISBN 9789025306847
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be