Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rug·zak·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rugzakgeld rugzakgelden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rugzakgeldo

  1. (economie) (onderwijs) gelden die beschikbaar zijn voor het opvangen van een leerling met een beperking die deelneemt aan het reguliere onderwijs

Gangbaarheid