Antennaria dioica
  • ro·zen·krans·je
  • [1] afgeleid van  rozenkrans zn  met het achtervoegsel -je
  • [2] omdat er kransjes van werden gevlochten, die het huis waarin ze hingen zouden beschermen tegen de bliksem [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord rozenkrans rozenkransen
verkleinwoord rozenkransje rozenkransjes

het rozenkransjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord rozenkrans
  2. dim. tant. (plantkunde) bepaald soort vaste plant, Antennaria dioica   uit de composietenfamilie