Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rouw·pe·ri·o·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rouwperiode rouwperioden, rouwperiodes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de rouwperiodev

  1. tijdsduur waarin je openlijk verdriet over een sterfgeval toont
  2. tijdsduur dat je hevig verdriet over een gebeurtenis hebt

Gangbaarheid