• rouw·ge·waad
enkelvoud meervoud
naamwoord rouwgewaad rouwgewaden
verkleinwoord

het rouwgewaado [1]

  1. officiële kleding die men draagt als men in de rouw is wegens het overlijden van een dierbare
     In het werkelijke leven zijn de overgangen, van welvoorziene tafels naar een doodsbed, van rouwgewaad naar feesttooi, niet minder schril; het grote verschil is echter dat we daar bedrijvige medespelers zijn in plaats van passieve toeschouwers.[2]
     Benedictus, die in Duitsland werd geboren als Joseph Aloisius Ratzinger, overleed zaterdag op 95-jarige leeftijd. Al vroeg in de ochtend verzamelden de eerste mensen zich op het Sint-Pietersplein om in de rij te staan voor de kerk. Het Vaticaan toonde zondag foto’s van het lichaam van Benedictus, gekleed in rode pauselijke rouwgewaden en met een mijter met een gouden rand op zijn hoofd.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oliver Twist” (1838), ISBN 9788726116397
  3.   Weblink bron “Lange rijen voor afscheid van overleden Benedictus XVI, die drie dagen opgebaard ligt in Sint-Pieter” (2 jan. 2023), Tubantia