Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rou·ti·ne·vlucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord routinevlucht routinevluchten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de routinevluchtv / m

  1. (luchtvaart) tocht door een vliegtuig die regelmatig wordt gemaakt en dus geen bijzondere aandacht vraagt
     Het zou een routinevlucht moeten zijn naar Den Helder, 200 kilometer verderop. Maar dat wordt het niet. Opeens klinkt een alarm in de cockpit. Een van de twee motoren is uitgevallen.[1]
     Het vliegtuig dat dinsdag crashte was een modern, volledig luchtwaardig verkeersvliegtuig van een degelijk bedrijf met een competente bemanning. Hoe kan dat op een Europese routinevlucht na kruishoogte te hebben bereikt plotseling scherp gaan dalen, terwijl het intussen kaarsrecht koers houdt en de piloten geen alarm slaan?[2]
     De drone voerde donderdag 1 november een routinevlucht uit boven de Golf en vloog in internationaal luchtruim op zo’n 26 kilometer van de Iraanse kust toen het werd beschoten.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Esther Rosenberg
    “Mensen redden mag niet te duur worden” (26 september 2015) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Hans Steketee
    “Ruwweg twee mogelijke oorzaken voor de crash” (26 maart 2015) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron “Iran schiet op drone Amerika” (9 november 2012) op nrc.nl