• rot·gein·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord rotgeintje rotgeintjes
verkleinwoord

het rotgeintjeo

  1. heel vervelende, niet grappige handeling
    • „Hij haalde dit rotgeintje al vaker uit. Ik zette de foto van hem op mijn Facebookpagina en had al supersnel informatie over de man.” [1] 
    • Dus ik was er helemaal klaar voor. De Mol moet immers aan de bak. Of wacht ons binnenkort nog zo’n rotgeintje? Dat zou me niets verbazen, want er werd weer ouderwets flappen getapt. En ik weet niet hoeveel schimmige acties jullie telden; ik kom eigenlijk niet veel verder dan één. Daarover later meer. [2]