rookhut
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rook·hut
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van roken ww en hut zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rookhut | rookhutten |
verkleinwoord | rookhutje | rookhutjes |
Zelfstandig naamwoord
- ruimte bij een openbaar gebouw waarin rokers mogen roken
- ruimte waarin met voedsel kan roken
Synoniemen
- [1] rokershut, rokerskooi, rokersabri
- [2] rokerij
Gangbaarheid
- Het woord rookhut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.