Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roof·dier·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen roofdierachtig roofdierachtiger roofdierachtigst
verbogen roofdierachtige roofdierachtigere roofdierachtigste
partitief roofdierachtigs roofdierachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

roofdierachtig

  1. lijkend op een roofdier
    • Roofdierachtig sluipt het poesje soepel door de tuin klaar om zijn prooi te bespringen en het op wrede wijze met zijn messcherpe klauwen te doden, maar helaas vliegt het vogeltje ruim op tijd weg. 

Gangbaarheid