Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: roodblauw


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rood-blauw
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen rood-blauw
verbogen rood-blauwe
partitief rood-blauws

Bijvoeglijk naamwoord

rood-blauw

  1. met een patroon van rood en blauw
     Op zijn rood-blauw gestreepte trui zit een vlek, ooit heeft iemand met vieze vingers aan hem gezeten. Misschien was ik het. Of misschien heeft hij zelf geknoeid.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Renée van Marissing
    “Onze kinderen” (2021), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021414461