Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·le·bol·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘tuimelen, buitelen’ voor het eerst aangetroffen in 1873 [1]

Werkwoord

rollebollen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rollebollen
rollebolde
gerollebold
zwak -d volledig
  1. vrolijk stoeien van kinderen
    • Janaillac (64) is sowieso geen zwartkijker. ,,Je moet optimistisch zijn, als je deze baan hebt.” Noem dat maar gerust een understatement. Eens in de zoveel tijd gaan zijn medewerkers rollebollend over straat, de Fransen tegen de Nederlanders, als in een sneeuwballengevecht zonder einde. [3] 
  2. op een heel levendige manier de liefde bedrijven
    • Dat is te zien aan Jude Laws afgetrainde borstkas, waar Halina Reijns personage Hannah als een blok voor valt. Na vijf minuten rollebollen ze al over de vloer van haar keukentje. [4] 
Synoniemen
Vertalingen


Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen