Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·kof·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rolkoffer rolkoffers
verkleinwoord rolkoffertje rolkoffertjes

Zelfstandig naamwoord

de rolkofferm

  1. Koffer met wieltjes die men daarom rollend kan voortbewegen
    • Je herkent het vast, groepen toeristen die allemaal met een rolkoffer door de straten van Amsterdam lopen. Echt geruisloos gaat dat vaak niet. Zeker niet wanneer de straat bestaat uit kasseien, zoals aan de Bickersgracht. Bewoners daar worden gek van het koffergeweld en zijn in actie gekomen. Twee beschilderde verkeersborden waarschuwen: deze straat is verboden voor rolkoffers. 

Gangbaarheid

Meer informatie