roezemoes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roe·ze·moes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roezemoes | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de roezemoes m
Werkwoord
vervoeging van |
---|
roezemoezen |
roezemoes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roezemoezen
- Ik roezemoes.
- gebiedende wijs van roezemoezen
- Roezemoes!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van roezemoezen
- Roezemoes je?
Gangbaarheid
- Het woord roezemoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roezemoes" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ roezemoes op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be