Nederlands

 
een roestbak
Uitspraak
Woordafbreking
  • roest·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roestbak roestbakken
verkleinwoord roestbakje roestbakjes

Zelfstandig naamwoord

de roestbakm

  1. (pejoratief) oude, versleten, aftandse en roestende auto die slecht onderhouden is
    • Wil je echt nog 1000 euro vangen voor die oude roestbak van je? Eigenlijk zou ik er nog geld toe op moeten krijgen om hem naar de sloop te slepen. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be