Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roem·vol
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen roemvol roemvoller roemvolst
verbogen roemvolle roemvollere roemvolste
partitief roemvols roemvollers -

Bijvoeglijk naamwoord

roemvol

  1. met veel roem
    • Het voetbalteam behaalde een roemvolle overwinning op het toernooi. 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be