roadie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- roa·die
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roadie | roadies |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (beroep) een niet-artistieke helper van een artiest of band die op tournee is
- De festivalzomer is ingeplugd, de moshpit verstevigd en de pintjes zijn voorgeproefd. Vier roadies bereiden zich mentaal voor op een nieuw festivalseizoen en doen dat voor een keer niet naast, maar ín de spotlights. [2]
- Backstage ben je one of the guys, of je nou in de band speelt of een roadie bent. Voor arrogantie is geen plek. [3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord roadie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "roadie" herkend door:
66 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ roadie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard ZATERDAG 10 JUNI 2017
- ↑ Tubantia Bjorn Weinreder 16-september-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be