• ri·si·co·ni·veau
enkelvoud meervoud
naamwoord risiconiveau risiconiveaus
verkleinwoord

het risiconiveauo

  1. de hoogte van de kans op een gevaarlijke gebeurtenis uitgedrukt als een getal op een schaal
     Bij de fusie met Fortis is in 2010 besloten om de ruim 5 miljoen particuliere klanten niet apart te screenen. Ze werden standaard op het laagste risiconiveau gezet en dat is vervolgens nooit aangepast.[1]
     Vandaag stemde staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken onder strikte voorwaarden in met proeven in testsituaties bij voetbalwedstrijden, concerten en bioscoopbezoek, vanaf half januari. Maar de pilots mogen alleen doorgaan in regio's waar het risiconiveau 1 is, dat wil zeggen waakzaam. Dat is nu nog nergens het geval.[2]


  1.   Weblink bron “'ABN Amro was blind voor smeergeld van Braziliaanse Odebrecht'” (21-11-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Veilige evenementen: zo wordt een concert of congres coronaproof” (VR 13 NOVEMBER 2020), NOS