risee
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ri·see
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mikpunt van spot’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1929 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | risee | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de risee v
- een persoon die door iedereen bespot wordt, iemand die door iedereen wordt uitgelachen
- Nu zijn de kansen gekeerd. Niet Europa zit in een crisis, maar de eurofobe Britten hebben het moeilijk. Want voor hen heeft het IMF de groeivooruitzichten verlaagd. Ze zijn druk bezig de risee van Europa te worden. En de overige Europese populisten zijn (min of meer) verslagen, of zelfs van het toneel verdwenen. [3]
- De Wet van Murphy deed gisteren opgeld aan de Enschedese Sportboulevard. Degradatie uit de zaal-hoofdklasse, nu ook degradatie op het veld naar de overgangsklasse. Een DOS-WK derhalve de risee van korfballend Twente. [4]
Synoniemen
Vertalingen
1. een persoon die door iedereen bespot wordt, iemand die door iedereen wordt uitgelachen
Gangbaarheid
- Het woord risee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "risee" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "risee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ risee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard DINSDAG 25 JULI 2017
- ↑ Tubantia 16-juni-2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be