riksja
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rik·sja
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘door man getrokken karretje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1912 [1]
- van Engels rickshaw [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | riksja | riksja's |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de riksja m
- Aziatisch twee- of driewielig karretje voor personen vervoer
- De bom zou ontploft zijn in een riksja, een soort fietstaxi die in Azië veel gebruikt wordt, nabij de Jama Masjid-moskee in de provinciehoofdstad Herat. [3]
- De tuktuk (ook: toektoek) is een in Aziatische landen en met name in Thailand algemeen bekende vorm van openbaar vervoer. Het is een gemotoriseerde riksja waarin naast de chauffeur twee passagiers kunnen worden vervoerd. Voor de aandrijving wordt meestal een tweetaktmotor gebruikt die een karakteristiek toektoekgeluid voortbrengt. Tuktuks hebben drie wielen: twee achter en één voor. Daardoor zijn ze zeer wendbaar in druk stadsverkeer. [4]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord riksja staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "riksja" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "riksja" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ riksja op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Standaard 06/juni/2017 say
- ↑ Tubantia 18-december-2008
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be