Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rij·spoor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rijspoor rijsporen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het rijspooro

  1. (verkeer) spoor in weg of grond ontstaan door het rijden met een wagen; spoor in de weg om op te rijden
    • Sommige bestuurders proberen via een onverantwoord tracé deze omlegging te vermijden. Ze nemen toch de Gebroeders Naudslaan en slaan op het einde linksaf. Daar negeren ze het verbodsteken en rijden op het afzonderlijke fietspad dat onder de viaduct van de N 49 loopt tot de oversteek van de R4. Ten slotte rijden ze door het gras om op de R4/Kennedylaan of de oprit naar de N49 te geraken. De rijsporen op het gras getuigen daarvan.[1] 
    • De aardeweg kreeg twee rijsporen in beton, met gras in het midden. Op die manier blijft het landelijk karakter bewaard, maar kunnen fietsers en voetgangers de verbindingsweg toch vlotter gebruiken als alternatief voor de N282', vervolgt Van Vaerenbergh.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Standaard 28 MEI 2013 Auto's kiezen fietspad als sluipweg
  2. de Standaard 06 SEPTEMBER 2008 Vernieuwde Lindeveldweg verbindt twee dorpskernen
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be