Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijdt grijs
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
grijsrijden

rijdt (…) grijs

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijsrijden
    • Jij rijdt grijs. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grijsrijden
    • Hij rijdt grijs. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van grijsrijden
    • Rijdt grijs! 

Gangbaarheid