Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijdt

Werkwoord

vervoeging van
rijden

rijdt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijden
    • Jij rijdt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijden
    • Hij rijdt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rijden
    • Rijdt!