• rid·der·we·zen
enkelvoud meervoud
naamwoord ridderwezen
verkleinwoord

het ridderwezeno [1]

  1. de aard van de ridders
     Men kan zelfs stellen dat de verhouding van de mens Joanot Martorell tot het ridderwezen, van de persoon tot het voorgehouden model, te vergelijken is met de verhouding tussen Tirant lo Blanc en de verhalen uit de `matière de Bretagne'.[2]
     Ik ben trouwens door mijn geloften gehouden de onvervaarde lotgevallen van de ridders uit het verleden in 't licht te stellen, vooral omdat in voornoemd boek heel wat wordt vermeld over de regels van de krijgskunst en het ridderwezen.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999