retort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·tort
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘distilleerkolf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | retort | retorten |
verkleinwoord | retortje | retortjes |
Zelfstandig naamwoord
het retort o
- (scheikunde) een verouderd toestel voor het destilleren bestaande uit een vat met een neergebogen tuit
- In plaats van een retort wordt nu meestal een uit meerdere lose delen bestaande destilleeropstelling gebruikt.
Vertalingen
1. een verouderd toestel voor het destilleren bestaande uit een vat met een neergebogen tuit
Gangbaarheid
- Het woord retort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "retort" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "retort" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be