Retort
  • re·tort
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘distilleerkolf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord retort retorten
verkleinwoord retortje retortjes

het retorto

  1. (scheikunde) een verouderd toestel voor het destilleren bestaande uit een vat met een neergebogen tuit
    • In plaats van een retort wordt nu meestal een uit meerdere lose delen bestaande destilleeropstelling gebruikt. 
34 % van de Nederlanders;
21 % van de Vlamingen.[2]