Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • res·to·rest·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord restorestje restorestjes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het restorestjeo

  1. zak of kartonnendoosje met de restanten van een in een restaurant genuttigde maaltijd die de gasten mee naar huis kunnen nemen


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie