Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rest·af·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord restafval
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het restafvalo

  1. datgene dat overblijft nadat de gangbare afvalstromen (glas, blik, metaal, papier- en kartonafval, groente-, fruit- en tuinafval (gft), kca/kga en lompen) uit de hoofdstroom genomen zijn
    • Er blijft maar weinig restafval over als je de andere afvalstromen apart verzamelt. 
     Hij stak de speksteenkachel aan met vers hout, restafval van de houtbewerking waar meer dan genoeg van was. Wanneer hij 's avonds met zijn bouwtekeningen en berekeningen boven bij de petroleumlamp zat, elektrisch licht was er alleen op de benedenverdieping, kon hij de temperatuur zo hoog laten worden dat hij ten slotte alleen nog in zijn hemd zat.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be