• re·search
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderzoek’ voor het eerst aangetroffen in 1940 [1]
  • van Engels research [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord research -
verkleinwoord - -

de researchm

  1. wetenschappelijk onderzoek
vervoeging van
researchen

research

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Ik research. 
  2. gebiedende wijs van researchen
    • Research! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van researchen
    • Research je? 
96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
research researches

research

  1. onderzoek
vervoeging
onbepaalde wijs to  research 
he/she/it  researches 
verleden tijd  researched 
voltooid
deelwoord
 researched 
onvoltooid
deelwoord
 researching 
gebiedende wijs  research 

research

  1. onderzoeken