Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·per·to·ri·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

repertoriëren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
repertoriëren
repertorieerde
gerepertorieerd
zwak -d volledig
  1. overgankelijk op een geordende manier nagaan en vastleggen
     Als je concreet geïnteresseerd bent in Malawineese dansen, dan moet je midden augustus op de Mua Mission zijn. Een fantastische missiepost van Witte Paters waar de Canadese father Boucher, er zijn levenswerk van gemaakt heeft alles wat te maken heeft met de rites en cultuur van de verschillende bevolkingsgroepen te repertoriëren.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Reizigers informeren reizigers: familie Vandenbroele” (22/02/2008), De Standaard