repertorieerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·per·to·ri·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
repertoriëren |
repertorieerde
- enkelvoud verleden tijd van repertoriëren
- Ik repertorieerde.
- Jij repertorieerde.
- Hij, zij, het repertorieerde.
- Ik repertorieerde.