rentmeesterschap
- rent·mees·ter·schap
- afgeleid van rentmeester met het achtervoegsel -schap [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rentmeesterschap | rentmeesterschappen |
verkleinwoord | - | - |
het rentmeesterschap o
- het rentmeester zijn, de betrekking van rentmeester
- periode dat iemand rentmeester is
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord rentmeesterschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.