Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ren·te·ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord rentetermijn rentetermijnen
verkleinwoord rentetermijntje rentetermijntjes

Zelfstandig naamwoord

de rentetermijnm [1]

  1. (financieel) hoeveelheid geld die men als rente over een bepaalde periode moet betalen
     Maar dankzij het advies van zijn beleggingsbank Bloomfield Weiss had het bedrijf te veel schulden aangegaan en het zou moeite hebben zelfs de volgende rentetermijn te betalen.[2]
     En onafwendbaar kwam elke maand de dag waarop de woekeraar op zijn huurkamer boven de tabakswinkel verscheen en hem het bewijs liet ondertekenen dat zijn schuld met een nieuwe rentetermijn vermeerderd was.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Uit kille berekening” (1995), Van Holkema & Warendorf  , ISBN 9026973144
  3. Johanna van Ammers-Küller
    “Tavelinck-trilogie” (1970), Strengholt, ISBN 9060101723