rentenier
- ren·te·nier
- In de betekenis van ‘die van zijn renten leeft’ voor het eerst aangetroffen in 1616 [1]
- afgeleid van renten met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rentenier | renteniers |
verkleinwoord | renteniertje | renteniertjes |
- iemand die zo kapitaalkrachtig is dat hij niet meer hoeft te werken en nog geen recht heeft op AOW of pensioen
- Is er iemand in jullie sport die na zijn loopbaan kan rentenieren? Deburghgraeve: ‘Een schaarse uitzondering als Michael Phelps, die wel. Maar in de States is dat een god.’ [4]
- Nee, het is niet zo dat hij kan gaan rentenieren. "Zeker niet. Ik heb hier altijd gewerkt voor mijn salaris, daar kon ik van rondkomen. Rijk ben ik er niet van geworden. Maar ik voel me heel rijk dat ik 17 jaar zo'n mooi café heb mogen hebben." [5]
1. iemand die zo kapitaalkrachtig is dat hij niet meer hoeft te werken en nog geen recht heeft op AOW of pensioen
vervoeging van |
---|
rentenieren |
rentenier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rentenieren
- Ik rentenier.
- gebiedende wijs van rentenieren
- Rentenier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rentenieren
- Rentenier je?
- Het woord rentenier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rentenier" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rentenier" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rentenier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard DINSDAG 10 OKTOBER 2017
- ↑ Tubantia Jan Ankoné 08-september-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be