• re·li·kwie
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘overblijfsel van heilige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord relikwie relikwieën
verkleinwoord relikwietje relikwietjes

de relikwiev

  1. een overblijfsel van het lichaam van een heilige of een voorwerp dat in aanraking met een heilige geweest is
     Duizenden gelovigen staan in de Italiaanse stad Padua in de rij om een glimp op te vangen van de relikwieën van de heilige Antonius. Het skelet is voor het eerst sinds 1981 weer van dichtbij te zien voor het publiek.[2]
  2. voorwerp, afkomstig van een bemind of vereerd persoon of afkomstig uit vroeger tijd, waaraan de bezitter veel waarde toekent
92 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]