• re·ken·op·ga·ve
enkelvoud meervoud
naamwoord rekenopgave rekenopgaven
verkleinwoord - -

de rekenopgavev / m

  1. (onderwijs) opdracht waarmee een leerling zijn vaardigheid in het maken van sommen kan vergroten of laten zien
     Het sommetje ‘64 - 28 = ’ is misschien wel de beroemdste rekenopgave van Nederland. Onder de vernieuwers van het rekenonderwijs is het een totem geworden die symbool staat voor de kunst van het handig en flexibel optellen en aftrekken tot honderd.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Michaja Langelaan
    “De kracht van een rekenlijn” (11 april 1998) op nrc.nl