Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rei·zi·gers·groei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reizigersgroei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reizigersgroeim

  1. toename van het aantal mensen dat gebruikmaakt van een een bepaald middel van het openbaar vervoer
     Volgens Rolf Harbers van vervoerder RET zijn die aantallen bij de Hoekse Lijn niet realistisch. Toch moet een reizigersgroei van 40 procent zeker haalbaar zijn volgens Harbers.[1]
     September is traditioneel de drukste maand voor de Spoorwegen, na de rustige zomervakantieperiode. "De reizigersgroei zet door vanwege de aantrekkende economie en de dalende werkloosheid", zegt woordvoerder Erik Kroeze.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vertraagd, bezongen, uitgelachen, maar vandaag rijdt de Hoekse Lijn” (Zaterdag 28 september 2019, 10:21), NOS
  2.   Weblink bron “NS: meer treinen dan ooit, maar niet voor iedereen een zitplaats” (Maandag 28 augustus 2017, 04:33), NOS