Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • reis·plan·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reisplanner reisplanners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de reisplannerm

  1. computerprogramma waarmee je een reis met het openbaar vervoer kunt voorbereiden
    • De spoorwegmaatschappij zal de reizigers op de hoogte houden van de situatie op het spoornet via de gebruikelijke informatiekanalen: via de reisplanner, NMBS app, schermen, aankondigingen en aankondigingsborden in de stations, Twitter en Facebook. [2] 
  2. reisschema
    • Een korte blik op de reisplanner van de dames laat een druk schema zien, waarbij ze in elke plaats twee weken blijven. Na New York volgen Nederland, België en Parijs. ,,In Amsterdam trouwen we in de ambtswoning van de burgemeester. De kleding wordt op maat gemaakt door LeonLeon.com. Zij richtten zich op mensen van dezelfde sekse.’’ [3] 
Verwante begrippen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. reisplanner op website: Etymologiebank.nl
  2. de Standaard 16/juli/2015 door skn
  3. Tubantia Samuel Bom Yildiz Celie 19-september-2017