regeringslid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: regeringslid (hulp, bestand)
- IPA: / rəˈɣerɪŋsˌlɪt / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- re·ge·rings·lid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regeringslid | regeringsleden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het regeringslid o
- (politiek) iemand die deel uitmaakt van het landsbestuur
- ▸ Na het vertrek van de belangrijke ministers stapten nog enkele tientallen regeringsleden op. Daarna vroegen Britse politiek analisten zich af of Johnson hen wel allemaal kon vervangen.[2]
- ▸ De Nederlanders lijken er in deze vakantiedagen niet wakker van te liggen dat ze het al ruim vier maanden zonder volwaardige, want demissionaire, regering moeten stellen. Alleen regeringslid koning Willem-Alexander is niet demissionair.[3]
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord regeringslid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl
- ↑ Weblink bron Piet van Asseldonk“Alleen regeringslid Willem-Alexander is niet demissionair” (Zaterdag 29 juli 2017), NOS