regenseizoen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·gen·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van regen en seizoen [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regenseizoen | regenseizoenen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het regenseizoen o
- de tijd van het jaar dat het regent
- Somalië, zoals hier bij Dhahar in het noordoosten van het land, wordt geteisterd door ernstige droogte. In het regenseizoen, dat gewoonlijk voor verlichting zorgt tussen oktober en december, is veel minder neerslag gevallen dan normaal. [2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord regenseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regenseizoen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 16 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be