regenkoekoek
- (IPA in voorbereiding)
- re·gen·koe·koek
- samenstelling van regen zn en koekoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regenkoekoek | regenkoekoeken |
verkleinwoord | regenkoekoekje | regenkoekoekjes |
de regenkoekoek m
- (koekoeksvogels) Coccyzus pluvialis een vogel uit de familie van de koekoeken. Deze soort is endemisch in Jamaica. Deze vogelsoort komt voor in sub-tropische en tropische regenwouden in Jamaica
- Het woord 'regenkoekoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.